Beautiful Bag

Mooie Tassen en meer!

Op mooie schoenen wil je lang op lopen

 Er wordt wel eens gezegd dat schoenen het belangrijkste onderdeel van een outfit zijn. Een vrouw in lange jas met hakken? Iconisch. Een lange jas met modderige gympen? De zatlap. Aan je voeten is je karakter te zien, of je nu kilometers lang door de polder banjert of van taxi naar taxi hinkt. Waldlaufers herken je aan hun beboste bolhoed, dwergen aan hun puntschoenen, zo simpel is het.

Merkschoenen

Als je de hele dag op pad bent moeten je voeten niet alleen goed beschermt zijn, aan het einde van de avond wil je het liefst je voeten terugzien in de vorm waarin ze ’s ochtends je sokken ingleden. De schoenen van Gabor deden dit. Hij had middag na middag over de bospaden geslenterd, opzoek naar het gat in de boom. Nu was het geval dat hij die winter, vlak voor zijn jaarlijkse winterslaap, een prachtige eik tegen het lijf was gelopen. Hij was er niet eens naar opzoek geweest, maar soms komen de dingen naar je toe. Althans, Gabor liep naar de dingen toe. Hij had zijn puntschoentjes gepoetst en had neuriënd het hoofdpad gevolgd, totdat hij op een splitsing kwam. In plaats van een richting in the slaan was hij rechtdoor gelopen, had af en toe zijn pijpen opgerold en was giechelend van de grassprieten die zijn okseltjes kietelden, achter een mol aangerend. De mol schuifelde met haar snuit over de grond voor Gabor uit. Toen de mol stilstond om een holletje te graven was de dwerg even blijven staan, had een tor van zijn schouder getikt en was toen langzaam doorgelopen. Al snel begreep hij waarom de mol juist hier had besloten om de grond in te duiken. Voor hem stond een enorme eik met bladeren die tot in de wolken leken te reiken en wortels die, hoever hij kon inschatten, het halve bos doorboorden. Gabor tikte met zijn knokkels tegen haar stam.

De hele dag op stap

Als hij hier eens zijn huis van kon maken, dacht hij, dan moest hij wel tot koning van het bos worden gekroond. Gabor liep een paar passen achteruit en liet zich daarna met zijn volle gewicht tegen de stam vallen. De eik liet geen kik. Hij moest iets scherps hebben, dacht hij, een steen of de snavel van een specht, dan zou hij een deurtje uitkerven. Maar nergens was een steen te vinden die zwaar genoeg was, en de spechten keken hem argwanend aan. De mol tikte Gabor op de schouder. ‘Wat dacht je van een tunnel onder de grond?’ vroeg ze. En zo had de dwerg zijn eigen toegang tot de eikenboom, en was hij nu opzoek naar de goede molshoop.